(Te) vroege scheiding in het voortgezet onderwij

(Te) vroege scheiding in het voortgezet onderwij

In Nederland worden leerlingen al op vroege leeftijd gescheiden in verschillende onderwijsniveaus, namelijk al op 12-jarige leeftijd. In sommige andere landen gebeurt deze scheiding pas op 14-16-jarige leeftijd (Kennisrotonde, 2017). Vroege scheiding leidt tot het vergroten van de leer prestatieverschillen tussen leerlingen, dit heeft ongelijkheid als gevolg en resulteert daarnaast in negatieve gevolgen voor de (school)loopbaan (Onderwijsraad, 2010). Ook blijkt dat de scheiding in verschillende niveaus leidt tot een sociale scheiding, waar leerlingen met verschillende achtergronden elkaar niet tegenkomen omdat ze naar andere scholen gaan (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2021). In deze blogpost gaan we in op de negatieve effecten van vroege scheiding, de oplossingen en laten we zien hoe de Nederlandse politiek kijkt naar dit onderwerp. 

Negatieve effecten

Vroege selectie is geen probleem als er voldoende doorstroommogelijkheden in het voortgezet onderwijs (vo) zijn, aldus de Onderwijsraad. Echter nemen het aantal brede brugklassen af en dit belemmert de doorstroom binnen het vo (Onderwijsraad, 2018). Daarnaast zorgen de toename aan matching- en selectieprocessen in het mbo en hoger onderwijs ook voor een afname in doorstroommogelijkheden (Onderwijsraad, 2018).

Vroege selectie heeft vooral negatieve effecten voor leerlingen uit lagere sociaaleconomische milieus en leerlingen met een migratieachtergrond (Kennisrotonde, 2017). In vroeg selecterende landen, zoals Nederland, zijn de verschillen in leerprestaties tussen leerlingen in het vo groter. Hierdoor wordt de ongelijkheid tussen leerlingen met een migratieachtergrond en leerlingen zonder migratieachtergrond vergroot (Pásztor, 2008), omdat leerlingen uit gezinnen in achterstandssituaties of met een migratieachtergrond(gemiddeld) lagere prestaties halen en een lager schooladvies krijgen. Zij hebben er daarom baat bij om leerlingen met een iets hoger niveau in de klas te hebben om zich aan hen op te trekken. Homogene klassen versterken dus deze negatieve effecten.  

Ook laat internationaal vergelijkend onderzoek zien dat leerlingen die te maken krijgen met vroege selectie een grotere kans hebben om te blijven zitten (Dupriez, Dumay & Vause, 2007). Tenslotte maken niet alle leerlingen gemakkelijk de overstap van het primair naar het voortgezet onderwijs. Vooral in de eerste drie leerjaren van het vo is er een grote mate van vroegtijdige uitstroom en doorstroom naar andere niveaus (Van Rooijen et al, 2016).

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waarschuwt ook dat de segregatie van onderwijsniveaus leidt tot een sociale scheiding, die het grootsts is tussen vmbo- en vwo-leerlingen. Hierdoor krijgen leerlingen niet de kans om belangrijke vaardigheden te leren die ze nodig hebben ‘om met elkaar samen te leven in een complexe en diverse samenleving’. 

Oplossingen 

De afgelopen jaren zijn er verschillende wetswijzigingen geweest om ervoor te zorgen dat leerlingen op het juiste schoolniveau terechtkomen. Zo is de eindtoets op het primair onderwijs verplicht gesteld en ook het schooladvies is bij wet bindend. Bij een latere selectie kan het niveau van de leerlingen beter vastgesteld worden (Onderwijsraad, 2010) wat voor een beter passend schooladvies zorgt (Naaijer et al., 2016). 

Het verbreden van de brugklassen zou een oplossing kunnen zijn volgens de Onderwijsraad. Zo ontstaat er meer flexibiliteit in de onderbouw van het voortgezet onderwijs zodat leerlingen gemakkelijker kunnen overstappen naar een andere schoolsoort als dat wenselijk en mogelijk is. Het SCP stelt ook dat breder onderwijs de sociale scheiding weer zou verminderen, omdat leerlingen elkaar dan meer gaan ontmoeten. Daarnaast pleit de Onderwijsraad voor een aanpassing in beroepsgericht onderwijs. Door beroepsgericht onderwijs aan te bieden in alle schoolsoorten van het voortgezet onderwijs – dus ook op havo en vwo – kunnen leerlingen op het havo of vwo zich breed ontwikkelen en zich beroepsmatig oriënteren en ontwikkelen.

De Onderwijsraad stelt ook dat door het integreren van de beroepsgerichte leerwegen van vmbo en mbo, het aantal overgangen verminderd wordt. Dit heeft als gevolg weer een vermindering van uitval, met name onder de groep kwetsbare leerlingen. Tenslotte zou er een aanpassing op de selectie voor opleidingen een oplossing kunnen zijn om sneller door te stromen. In plaats van aanvullende eisen en extra toetsing zou een voorwaarde kunnen zijn dat het diploma een doorstroomrecht geeft naar specifieke vormen. 

Wat vindt de politiek?

Met de verkiezingen in aantocht waren wij natuurlijk ook benieuwd wat de politiek vindt van dit onderwerp. De stelling luidt als volgt: Er moet een middenschool komen, zodat leerlingen op latere leeftijd de keuze kunnen maken tussen vmbo, havo of vwo. 

Partijen die het eens zijn met de stelling: CDA, D66, GL, PvdA, PvdD, 50Plus, DENK, BIJ1, VOLT, NIDA, Piratenpartij, Splinter, boerburgerbeweging, Jezus Leeft, Trots op Nederland

’Via een middenschool groeien leerlingen samen op en kunnen eventuele achterstanden van leerlingen ingehaald worden. Middenscholen mogen ook deel uitmaken van huidige middelbare scholen.’’ (D66)

‘’Het keuzemoment is nu te vroeg, waardoor laatbloeiers minder tot hun recht komen. Via een middenschool krijgen kinderen om zich te ontwikkelen.’’ (PvdA)

Partij ‘Oprecht’ is het niet eens of oneens met de stelling en zegt het volgende:

‘’Een middenschool levert vertraging. Soms weet men al op hun 12e dat ze ‘iets met hun handen willen doen’. Begin dan gelijk met hen op te leiden.’’

Partijen die het oneens zijn met de stelling: VVD, PVV, CU, SGP, FvD, JA21, Code Oranje, Libertaire partij, JONG, NL beter, Henk Krol

‘’De leerling moet voorop staan, niet het systeem. Iedere leerling moet zijn volledige potentie benutten binnen het onderwijs. Een oplossing zijn maatwerkdiploma’s, waarbij leerlingen vakken op een hoger niveau kunnen volgen en afronden. ‘’(VVD)

‘’Het is goed dat er in Nederland verschillende onderwijsniveaus zijn. Zo krijgen kinderen het onderwijs dat bij ze past. Wel moet het makkelijker worden om na de brugklas te wisselen van niveau.’’ (FvD)

Benieuwd naar de uitgebreide antwoorden van alle politieke partijen? Hier staat het overzicht van alle partijen en hun antwoorden op deze stelling (stelling 28). 

Bronnen: 

Dupriez, V., Dumay, X., & Vause, A. 2008. How do school systems manage pupils’ heterogeneity? Comparative Education Review, 52, 245-273 

Kennisrotonde. (Mei, 2017). Draagt later keuzemoment voortgezet onderwijs bij aan schoolsucces? (KR. 225). Den Haag: Kennisrotonde

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2019, 20 september). Vroeg of laat. Geraadpleegd van:https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2010/03/08/vroeg-of-laat

Naaijer, H. M., Spithoff, M., Osinga, M., Klitzing, N., Korpershoek, H., & Opdenakker, M-C. 2016). De overgang van primair naar voortgezet onderwijs in internationaal perspectief: Een systematische overzichtsstudie van onderwijstransities in relatie tot kenmerken van verschillende Europese onderwijsstelsels. Groningen: GION onderwijs/onderzoek.

Onderwijsraad: aanpassingen onderwijsstelsel nodig om maatschappelijke opdracht waar te kunnen maken – VO-raad. (2018, 17 december). Geraadpleegd van: https://www.vo-raad.nl/nieuws/onderwijsraad-aanpassingen-onderwijsstelsel-nodig-om-maatschappelijke-opdracht-waar-te-kunnen-maken

Onderwijsraad. (2010). Vroeg of laat (20100040/969). Geraadpleegd van https://www.onderwijsraad.nl/binaries/onderwijsraad/documenten/adviezen/2010/03/08/vroeg-of-laat/vroeg-of-laat.pdf Uitgave van de Onderwijsraad, Den Haag 

Pásztor, A. 2008.The children of guest workers: comparative analysis of scholastic achievement of pupils of Turkish origin throughout Europe. Intercultural Education, 19, 407-419.

Sociaal en Cultureel Planbureau. (2021, 4 februari). Scheiding schoolniveaus beperkt het contact tussen leerlingen met verschillende achtergronden. Geraadpleegd van: https://www.scp.nl/actueel/nieuws/2021/02/04/scheiding-schoolniveaus-beperkt-het-contact-tussen-leerlingen-met-verschillende-achtergronden 

Van Rooijen, M., Korpershoek, H., Vugteveen, J., Timmermans, A.C., & Opdenakker, M. C. 2016. Overgangen en aansluitingen in het onderwijs. Deelrapportage 2: empirische studie naar de cognitieve en niet-cognitieve ontwikkeling van leerlingen rondom de po-vo overgang. Groningen: GION Onderwijs/Onderzoek.

Terug naar blog